Surplusextractie

Ledigheid. Het is me wat. Ik staarde exact zeven minuten naar de opspattende regen en besefte dan pas dat het nog weken dergelijk weer kon blijven. Wat zeg ik? Maanden! Mensen denken altijd dat ze mooi weer verdienen. Het enige wat de mensen die ik ken verdienen, is weer als dit. Gutsende regen. Met bakken. Oude wijven. Iets met pijpen en stelen. Mijn bank stuurde mij gisteren een nieuwe bankkaart toe. Dat mag. Ik krijg namelijk gaarne post en al zeker van financiële instellingen. Tijdens het zoeken naar wat ondertussen mijn oude bankkaart geworden was, stootte ik een mijner mondstukken omver. De oude kaart had ik pas sinds begin vorig jaar, nadat de vorige ongevraagd ingeslikt werd aan de automaat aan de Kouter. Els stond erbij en keek ernaar. Waarom hing er geen klever met het nummer van Cardstop aan die automaat? Maar goed, m’n andere bankkaart is nog geenszins versleten, sturen ze me, ongevraagd – neem keer nota – een nieuwe op. Fantastisch toch. De dag daarvoor was ik Martine Tanghe nog tegen gekomen. Ze knikte me toe toen ik haar kruiste. Ik betaalde gepast en knikte met afgewende blik even terug. Er hingen wat spinnenwebben in de zijdelingse gewelven die als regenbogen de ruimte, waar ik me thans in bevond, afbakende. Ik nam nog ’n glas en vroeg me af wanneer bladgroenkorrels er uiteindelijk de brui aan geven. Garantiebewijzen, nog zo’n fenomeen. Er kwam een corpulent heerschap voor me staan. Het leek alsof hij een gesprek aanknopen wou of me op z’n minst wat vragen wou. Zwijgen was echter wat hij deed, die gekke man. Hem monsterend viel mijn oog op zijn open gulp. Uiteindelijk vroeg hij me met een diepe stentorstem wat ik het aantrekkelijkste aan hem vond: zijn pluizige baard of zijn open gulp? Beschaamd vroeg ik wat bedenktijd en liet me ondertussen het glas nogmaals bijvullen. De ober, die zich van die taak kweet, kwam aangereden in een vorkheftruck. Het witte hemd met zwart strikje manoeuvreerde achteruit en trok geruisloos op richting bar. Schuurpapier zou hier deze keer geen uitkomst bieden, besefte ik terwijl ik de eerste zweetdruppels aan mijn voorhoofd voelde bengelen. Ik excuseerde me en mankte naar het toilet. Terwijl ik de vrije loop gaf aan menig natuurlijke behoefte, zocht ik in ’n lijvig woordenboek wat willekeurige woorden op. In de spiegel turend, waste ik de handen en vroeg me af sinds wanneer ik mankte. Zeven minuten? Dagen? Maanden? Ik kon geen plausibel antwoord bedenken en staakte bij gevolg het reflecteren daaromtrent. De in tussentijd aangekomen politieagenten konden daar alles behalve om lachen. Niet alleen bleken mijn reflectoren niet conform het huisreglement, bovendien was de bandenspanning van mijn rolstoel onvoldoende. De enkele zweetdruppels werden een zee aan zweet terwijl ik de agent in kwestie beschaamd aankeek. De knuppel wendde echter de blik af, want net op dat moment begon men de wedstrijd van die avond op groot scherm uit te zenden. Een kat had het toestel met een kleine grijze afstandsbediening in werking gesteld. Ik zuchtte diep, haalde de veiligheidsgordel van mijn rolstoel wat harder aan en beloofde nooit nog kittens in transparante plastic zakjes te verdrinken.

Hoe die zelfde avond nog Peter Pan in mijn slaapkamer belandde, verhaal ik ’n andere keer maar weer.

There are no comments on this post.

Plaats een reactie